🕊️ Het levenseinde van mijn moeder
Geïmproviseerde uitvaart
Nadat mijn vader overleed, volgde er een heel serieuze uitvaart. Hij werkte als hoofdofficier bij de Koninklijke Marine, en zat na zijn pensioen in diverse besturen. Hij ging dus veel om met hoge Pieten. Die een heleboel wisten te vertellen over mijn vader. Mijn rol bleef – gelukkig – minimaal. Ik las wat voor, met wat anekdotes, maar voelde me er tamelijk ongemakkelijk bij. Alles leek toen nogal officieel, zwaar en treurig. Niet vreemd natuurlijk, ook omdat mijn moeder treurig alleen achterbleef.
Of ik dit keer de uitvaart van onze moeder wilde leiden, vroeg mijn zus. Dat deed ik. Grotendeels improviserend. Zonder plechtigheden.
Met een kleine groep aanwezigen, wat familie en vrienden, zaten we in een cirkel. De kist stond op de achtergrond. Ik vertelde wat over mijn moeder, beschreef bijzondere gebeurtenissen, en over haar laatste dagen.
Daarna vroeg ik gewoon of er iemand iets wilde delen. Dat leverde een boeiend cirkelgesprek op. Genoeglijk zelfs, warm en speels!
Als mijn ouders het konden zien, hadden ze er vast van genoten…
❤️
Thuis. Rust. Vrede. Vrij.
Toespraak bij de uitvaart
We doen het vandaag zonder dominee, priester, uitvaartbegeleider. Dus improviserend. Een beetje van de hak op de tak. Zo'n mens en spreker ben ik nou eenmaal.
Mijn moeder was nooit een groot spreekster. Het spreken deed mijn vader wel.
Wat was mijn moeder voor iemand voor ons?
Meer een doener.
Een vrouw die best wel pittig moederde.
Duidelijke regels.
Over eten, kleding, opruimen.
En ze was een zoekster. Niet in filosofische zin. Filosoferen deed ze eigenlijk nooit. Ze zocht. Ze zocht en vond. De spullen die wij kwijt waren. Vooral de spullen van mijn vader, en mij. En van haar zelf.
Ik realiseerde me ooit dat als ik bij hen op bezoek kwam, alles altijd er perfect opgeruimd uitzag. Maar dat ze toch haast altijd ergens naar zochten. Sleutels, brillen, portemonnees, of wat ook.
Ze zocht ook mooie plekken om te wonen. En vond ze. Ze heeft wat afgewoond. Den Haag, Utrecht, Nederlands Indië (Soerabaja), Den Helder, Rijswijk, Den Helder, Kiel in Duitsland, Alphen aan den Rijn, Den Helder, Overloon, Oosterbeek, Zwolle.
En een paar jaar in Frankrijk, als je alle vakanties daar bij elkaar optelt.
Mooie woonplekken meestal, dicht bij de natuur. Goed voor kinderen. Bij Scheveningse duinen, tegen de Den Helderse duinen, in Kiel direct aan zee, in Overloon en Oosterbeek vlakbij de bossen. Ze was zowel een strand- als bosliefhebber.
Ze had nog meer lief.
Zoals de man met wie ze in 1951 trouwde.
De kinderen die uit dat huwelijk ontsproten.
De vijf honden die daarna kind aan huis waren.
Stuk voor stuk vreemde honden met bijzondere karakters.
Eentje die na een paar weken al de deur uit moest wegens wildheid.
Een snoepie dat niet mee naar de flat kon.
Een kleine, peper en zout kleurige Rekel, die postbodes, melkboeren en buren in hun billen beet.
Een grote zwarte Riesenschnauzer met angst voor tekkels.
En Bjørn, de Belgische herder, de lieveling.
Bjørn komt straks terug in het verhaal.
Ze filosofeerde niet. Nooit. Niet over het leven, niet over de dood, niet over zin of onzin. Ze dacht ook niet veel. Tenminste, dat zei ze.
Ze had wel wat wijze spreuken:
- FDH. Friss die Hälfte... Eet de helft, daar blijf je slank en gezond bij...
- OWGVZMOZ: Oud worden gaat van zelf, maar oud zijn...
- IBENV: Ik begrijp er niets van...
- IMNM: Ik mag niet mopperen...
Ze was meer een doener. Een praktische aanpakker. Behulpzaam. Handig. Handvaardig. Ze hield van breien, borduren, tapijtknopen, wolspinnen. Volgens Ingrid heeft ze zelfs mijn vader zo ver gekregen dat hij een vogeltje borduurde. Maar dat heeft hij mij nooit laten zien...
Ze was praktisch. Een praktische gastvrouw. Die hield van koken, indische rijsttafels, witlofschotels, en Limburgse vlaaien. Ze hield van tennis, schaatsen, sjoelen, dansen.
Ze dacht dan wel niet zoveel, maar haar brein gebruikte wel degelijk. Bij het bridgen, mahjongen, kruiswoordpuzzelen, patiencen.
Maar naarmate haar leeftijd vorderde, ging haar brein flink achteruit. Vooral haar geheugen. Eerst het korte termijngeheugen, later ook het lange termijn geheugen. Gelukkig bleef ze tot het laatste moment Ingrid en mij herkennen.
Ze had een heleboel fotoboeken. Oude fotoboeken hebben iets aantrekkelijks. Maar ook een minder aantrekkelijke kant. Ze nemen veel ruimte in beslag. Zijn zwaar. En heel veel fotootjes zijn piepieklein.
Daarom heb ik de meeste foto's uit haar fotoboeken gescand en uitvergroot. Die zitten nu in mijn iPad. Op die foto's zie je haar als baby, kleine meid, prachtige jonge vrouw, genietende Marva, lieve moeder en oma. Ik ging haar verleden opeens heel anders zien. Veel groter.
Wat leek ze - vooral in haar jongere jaren - te genieten. Wat kon ze een strálende lach hebben.
En ze had ook... mooie benen. Maar juist die benen hebben haar diverse malen de das om gedaan. Ze onderging - als ik me niet vergis - wel 21 operaties. Aan knieën, tenen, enkels, benen. Afgelopen zomer ging ze door de knieën. Op de een of andere - ons en haar onbekende - manier kwam ze ten val in haar appartement. Ingrid vond haar liggend op de vloer. Mama had er geen idee van hoe ze daar terecht kwam. Foto's gemaakt in het ziekenhuis. Bleek ze een scheurtje in haar bekken te hebben.
Die val maakte duidelijk dat ze niet langer alleen kon blijven wonen. Eerst kwam ze in het ziekenhuis terecht. Op een afdeling met dementerende mensen. Daarna ging ze naar een verzorgingshuis. Ook voor dementerende mensen. In de tweede week van december gaven haar benen haar weer het nakijken.
Haar laatste dagen
In het verzorgingshuis heeft ze al een paar dagen veel pijn in haar been en buik. Maar niemand weet iets van een val of andere oorzaak. Dus krijgt ze stevige pijnstillers.
Die vrijdagochtend gaan mijn zus en zwager op vakantie naar Oostenrijk. Op zaterdagmiddag krijg ik een onverwacht telefoontje. De dokter van het verzorgingshuis. Hij vermoedt een breuk, wil foto’s laten maken, vraagt of ik dat goed vind. Natuurlijk vind ik dat goed.
Vermoedend dat er meer volgt, ga ik meteen mijn tas pakken…
En ja hoor, even later nog een telefoontje: het blijkt een heuse heupbreuk. Of ik maar zo snel mogelijk naar het ziekenhuis wil komen… Dus ik spring direct de tram en trein in.
In het ziekenhuis, op de afdeling spoedeisende hulp, ligt ze in haar eentje. Helemaal ontredderd en verward.
– Ik begrijp er niets van. Ik begrijp er helemaal niets van! herhaalt ze diverse malen.
Ze vertelt me dat ze niet viel. En geen pijn heeft. Dat komt natuurlijk door de pijnstillers.
De twee artsen willen met mij en mijn zus overleggen. Hoe verder te gaan? Op de een of andere manier heeft ze haar bovenbeen gebroken, vlak bij het heupgewricht. Zonder val, maar spontaan – door broze botten...
De artsen stellen twee opties voor:
- Een heupoperatie onder volledige narcose. Met een piepkleine kans op een goede revalidatie… En een reusachtige kans op verergerde dementie, verwarring, angst, onrust, pijn…
- Of: terug naar ‘huis’ – het verzorgingstehuis – met alleen maar pijnstillers… En dan – heel misschien – ooit nog een beetje kunnen zitten, maar zeker niet lopen, en zo wellicht nog een jaartje doorleven…
In goed overleg – tussen de twee artsen, mijn zus via de telefoon uit Oostenrijk, en mij – besluiten we voor de laatste optie. Dus: pijnstilling, rust, vertrouwde omgeving.
Die zaterdagavond zit ik bij haar. Zij nog steeds in het ziekenhuisbed op de spoedeisende hulp. Ik houd haar hand vast, streel haar arm en haar haar. Voor het eerst van mijn leven dat ik dat kan doen.
Steeds weer herhaalt ze:
– Ik snap er niks van. Ik snap er niks van.
Opeens kijkt ze anders, haar blik gericht op de muur, en zegt ze:
– Ik zie iets raars...
– Wat dan?
– Een man. Een man met een hond. Wie is dat? Zie jij het ook?
Met haar meekijkend, en mijn verbeelding gebruikend, zeg ik:
– Ja… En als je voor me beschrijft wat je ziet, kan ik ze nog beter zien.
Maar dan vraagt ze:
– Welke kleur heeft die hond?
In mijn geestesoog zie ik mijn vader met hun trouwe Belgische herder Bjørn (beiden overleden), dus ik antwoord:
– Bruin.
Zij dan heel pittig:
– Wat voor bruin?
– Lichtbruin.
Dan zakt ze weer weg. Ik vermoed dat ze echt haar man en die lichtbruine Bjørn zag. En ik denk bij mezelf: wat mooi… Komen jullie haar samen halen..?
Wat later komen vier anderen haar halen. Om haar naar de ambulance te brengen.
– Heeft u geen pijn mevrouw?
In bed heeft ze dat niet. Maar ik heb haar nog nooit zo horen kreunen als op dit moment dat ze haar optillen en op de brancard leggen. De taal die deze altijd zo beschaafde dame nu uitslaat: absoluut niet voor herhaling vatbaar.
Eenmaal in de ziekenauto toont ze toch nog wat humor. Die taaie tante.
– Geen sirene!, commandeert ze, en dommelt daarna weg.
Zo rijden we terug. Voor het eerst – en hopelijk voor het laatst – zit ik in een ambulance. Ik babbel wat met de ambulance broeders. Die vertellen dat ze tegenwoordig heel weinig respect krijgen van andere verkeersdeelnemers…
We arriveren bij het verzorgingshuis. Als de mannen haar van de brancard aftillen, herhaalt mijn moeder die niet voor herhaling vatbare woorden…
Maar dan... bij binnenkomst in het verzorgingshuis gebeurt er – in mijn ogen – een klein wonder. Ze komt duidelijk thuis! Ze leeft op, herkent de schilderijen van mijn zus en mij op de muur, begroet warm de lieve verpleegkundige. En ze lacht, zoals ik haar de afgelopen 10 jaar niet meer heb horen lachen. Thuis!
Het ontroert me. Ook de nachtverpleegkundige heeft tranen in haar ogen.
Dat blijkt de laatste avond dat ik met haar kan communiceren. De volgende ochtend heeft ze zoveel pijn, dat de dosis morfine flink omhoog moet. Daarvan komt ze niet meer bij. En zo overlijdt ze woensdagochtend vroeg. Vredig heengegaan met volle maan.
🕊️
Thuis. Rust. Vrede. Vrij.
Hoe was ze als mens en moeder?
Altijd heel erg trots op haar kleinkinderen Guido, Wendy en Alvera – in chronologische volgorde. Altijd waren wij welkom: Ingrid en ik, onze partners en de kleinkinderen. Altijd kwamen ze ons ophalen.
Ze was geen vrouw die wilde opvallen of een groot ego ten toon spreidde. Ze vond het prima om op de achtergrond te blijven tijdens allerlei bezoeken, visites, plechtigheden, en dergelijke, als mijn vader het woord deed. Hij: de man van de sterke en komische verhalen. Zij: de vrouw van weinig woorden. Geen mopperen, geen zeuren, geen roddelen, geen aandachttrekkerij. Zij pakte, ordende, verzorgde, regelde, kookte, waste, naaide.
Voordat mijn vader overleed, vertelde hij ons wat hij het allermoeilijkste vond. Niet zijn eigen kwaal of dood. Maar dat hij mama alleen achter moest laten. Met haar slechte geheugen, haar verwarring soms.
Zij verzorgde hem toen tijdens zijn ziekte en stervensproces. En daarna raakte ze stevig in een isolement. Ze zat met een enorm verdriet. En tegelijkertijd vergat ze steeds meer. Ze kwam er nauwelijks meer toe om nog iemand op te bellen of te bezoeken.
Als mama van ons kinderen was ze er altijd. Altijd. Een andere baan had ze niet. Dus full-time huismoeder. Vaders voer op zee, moeders voerde het bevel aan de wal.
En ze deed veel meer. Ze zorgde er altijd voor dat ik - chaoot - op tijd wegging. Naar school en zo. Ze zorgde dat we aten. Van patat tot flensjes, van nassi to Eefdese rookworst, duizenden boterhammen met kaas, heerlijke Brusselse Lof, en afschruwelijke bloedworst.
Ze zorgde ervoor dat onze kleren schoon en heel waren. Ze zorgde ervoor dat we allerlei enge en akelige rampzaligheden overleefden. Zoals bloedprikken, amandelknippen, kappersbezoeken, wratwegbranderijen, buikpijnen, pukkels, vaders langdurige afwezigheden, hersenschuddingen, valpartijen, koude zwembadbibberitus, verliefdheden, verhuizingen, in de sloot gegooi, opticiens en brillen, nieuwe scholen, beroepskeuzeproblemen.
Ze trad op als bemiddelaar en vredestichter bij ruzies tussen broer en zus, vijandelijke vechtpartijen, en huishoudelijke koude oorlogen.
Nooit was ik geslaagd voor de middelbare school, als ze me niet af en toe overhoord had, hielp met huiswerk en op tijd uit bed komen.
Mama had altijd een grote hoeveelheid vrienden. Die ook klaarstonden om Ingrid en mij op te vangen. Op een bepaalde manier leek het één grote marine-familie met heel veel ooms en tantes. De Baan, de Venema, Kuperus, De Regt, Van Noordwijk, Hogeboezem, onze buren, ga maar door... En dan nog de échte ooms en tantes, zoals Jaap & Dinie.
Ze liet me vrijelijk een aantal dingen doen (mijn eigen gang gaan), waar ze eigenlijk niet echt achterstond.
Zoals op blote voeten naar school gaan. Op vetersandalen rondlopen. 's Avonds trimmend naar m'n vriendin. Een oude Sparta brommer berijden, en later een nog veel oudere BMW motorfiets met easy rider chopperstuur. Met de Zuiderzon naar Spanje vertrekken. Werkeloos zijn. Hoofdpijnlijden. Echtscheiden.
Met allerlei activiteiten starten, experimenteren, en ze weer loslaten als het toch niet echt leek te passen. Zoals piano- en gitaarles, cartoontekenen, politieopleiding, en een wel heel korte militaire dienstplicht.
Het kon allemaal, ze liet me niet vallen, ze liet ons niet vallen, terugkomen kon altijd.
❤️
Wat dingen die ik later vond in haar "Mam, vertel 's":
Ik kan me niet herinneren ooit een knuffel te hebben gehad.
Vroeger was mijn lievelingskostje konijn. Aten dat altijd met kerstmis.
Ik werd wel eens uit de klas gestuurd en stond dan op de gang te lachen.
Schuin tegenover de school was een wafelbakkerij, daar kon je voor 10 cent een zakje gebroken wafels kopen, dat deden we dan ook, waren héél lekker.
10 Cent per week was mijn zakgeld.
Over de puberteit kan ik mij geen problemen herinneren.
Van mijn eerste salaris heb ik een lapje stof gekocht om een blouse van te maken. Had 10 gulden verdiend met wat administratie werk.
Ik heb ontzettend lang gespaard voor kunstschaatsen en witte schaatsschoenen.
Ik heb bij het Utrechts Dagblad gewerkt, op de afdeling advertenties. Na de 2de wereldoorlog heb ik me bij de Marva (Marine Vrouwen Afdeling) gemeld. Werd aangenomen, en ben in Rotterdam geplaatst bij de mariniers.
🔝
© Robberto Bos