Robberto Bos

🤡 Tv-interview over cliniclownswerk

In het televisieprogramma 'De Wandeling' van 10 december 1999 sprak presentatrice Lucette Verboven (www.lucette.be) met mij, toen ik als CliniClown in een aantal ziekenhuizen werkte. Ik heb er zelfs nog een VHS-videoband van. Hieronder de integrale weergave van ons gesprek.

Lucette: Robbert Bos, u bent cliniclown. Wat moet ik mij daarbij voorstellen?

Robbert: Ik ben een van de 23 cliniclowns in Nederland, die door Cliniclowns Nederland uitgezonden worden naar ziekenhuizen. Daar bezoeken wij in duo's allerlei zieke kinderen.

Lucette: Kunt u een voorbeeld geven van een situatie waarin u bent terechtgekomen als clown, die u heeft aangegrepen?

Robbert: Wij moesten een keer naar de intensive care. Daar lag een meisje van een jaar of 12. Zij had een hersenvliesontsteking gehad en was daardoor opeens helemaal veranderd: zij was helemaal dichtgeslagen, naar binnen gekeerd. Zij kon niet meer normaal communiceren. Toen wij daar kwamen zat zij in bed en haar moeder ernaast. Het enige wat zij deed was met haar hand over het laken strijken. Wij zeiden wat tegen haar, maar zij reageerde daar niet op. Wij deden wat, maar ook daar reageerde zij niet op.

Wij hadden allebei zoiets van: 'wat moeten we daar nu mee?' Totdat mijn maatje opeens het idee kreeg om mee te strijken. Dus wij waren opeens allebei aan het meestrijken. Toen ging ik in hetzelfde ritme over dat laken strijken als zij en opeens kregen we contact. Opeens bewoog zij naar mijn hand toe. Ze keek even. Een paar seconden toen was het weer over, toen sloot ze zich weer af. Maar het was adembenemend om het zo mee te maken. In de verte stonden allemaal verpleegkundigen, die hielden ook de adem in en zeiden: 'Wauw, dit is mooi…' Dan merk je: hé, je kunt als clown toch soms even door dingen heen breken.

Lucette: Hoe voelt u zich daarbij? Is dat een soort beloning van uw werk?

Robbert: Ja, Dat zijn cadeautjes. Niet alleen voor zo'n kind, maar ook omgekeerd: voor ons.

Lucette: Hebt u eigenlijk een clownspak aan als u naar het ziekenhuis gaat?

Robbert: Ja, maar niet een clownspak zoals de meeste mensen zich dat voorstellen. Wij lijken niet op circusclowns of carnavalsclowns. Ik heb een gestreepte broek aan, waarvan de ene pijp wat te kort is, ik draag een gewoon T-shirt, heb een rare vliegeniersmuts op… het klopt allemaal niet helemaal. Wij hebben geen schmink, dus geen grote rode wangen of een grote, geschilderde mond, want we willen juist dat de kinderen ook de normale mens kunnen zien, dat ze ook onze gevoelens, onze reacties kunnen zien, zodat we dichterbij staan.

Lucette: Doet u dan rare dingen met hen, hebt u bijvoorbeeld attributen die u gebruikt?

Robbert: Bijna niets, het gaat vooral om ons, als komische personages die bij het kind komen. Wij spelen in op de situatie van het kind. Als het kind bijvoorbeeld een heel bed vol heeft met knuffelberen en poppen, dan gaan we daar waarschijnlijk op in. En als er allemaal ansichtkaarten aan de muur hangen, dan doen we daar misschien iets mee.

Lucette: Maar ik stel mij een clown altijd voor als iemand met een grote, rode neus. Hebt u dat ook?

Robbert: Ja die hebben wij ook. Als ik die opzet, ben ik opeens wel anders, hoor. Als wij die neus op hebben in het ziekenhuis, dan zijn wij clown, dan kun je ook niet normaal met ons praten. Dus als een verpleegkundige of een pedagogisch medewerker iets serieus tegen ons wil zeggen, dan moeten ze ons meenemen naar een keukentje, dan doen we die neus af en zijn wij weer normaal.

(Robbert zet nu zijn clownsneus op)

Robbert: Is dit nou het bos? Wij zouden toch door het bos gaan wandelen? Maar wanneer komt het nou, dat bos?

Lucette: Dit is toch het bos? U ziet toch de bomen, de struiken en het gras onder uw voeten?

Robbert: Maar wat doen die bomen hier?

Lucette: Die staan hier al voor de eeuwigheid, denk ik. Ze staan te wachten.

Robbert: Waarop? Misschien tot ik langskom?... Bram komt langs! Staan ze daarop te wachten?

Lucette: U bent Bram? Bent u nog nooit in een bos geweest, Bram? Het is alsof u voor het eerst in een bos bent, zo verwonderd bent u.

Robbert: Ik kom alleen maar in ziekenhuizen.

Lucette: Dat is toch helemaal niet leuk? Daar zijn toch alleen maar zieke mensen?

Robbert: Ja, maar die kinderen zijn hartstikke leuk!

Lucette: Maar die hebben toch pijn, ze zijn depressief en zo?

Robbert: Jawel, maar als wij komen… dan gebeuren er allemaal dingen… meestal gaat alles dan in de soep lopen. Dan komen we aan en dan is er bijvoorbeeld een deur waardoor ik naar binnen moet. Mijn maatje, Hansje, is al binnen. Maar ik kan die deur niet in. Ik zoek de deurknop, maar kan hem niet vinden. Of ik probeer de deurklink omhoog te doen, terwijl die naar beneden moet. Het kan soms wel een half uur duren voordat ik binnen ben.

Lucette: Da's toch wel heel dom, hè!

Robbert: Ja, da's dom, maar die kinderen vinden dat wel leuk. Haha!

(Robbert zet zijn clownsneus nu weer af)

Lucette: Nu kunnen we weer serieus praten. Als u die neus afzet, is dat dan een masker dat u afzet?

Robbert: Ze zeggen wel dat de neus het kleinste masker ter wereld is. Maar ik heb het idee dat, als ik mijn neus afzet, als ik dat maskertje afzet, dat ik dan eigenlijk weer een ander masker op doe. Dat ik in het normale leven meer masker heb dan ik als clown heb.

Lucette: Is het dan eigenlijk een bevrijding, als je je clownsneus opzet?

Robbert: Ja, want ik kan dan veel opener en dwazer zijn, je hoeft niets te begrijpen, terwijl je dat in het normale leven toch wel probeert. Je probeert het allemaal goed te weten, het goed op een rijtje te hebben en goed georganiseerd te zijn.

Lucette: Voelt u zich beter in de rol van de dwaze, degene die niets begrijpt, degene die mislukt?

Robbert: Ja, want eigenlijk ben ik in het normale leven ook een grote chaoot. Er mislukt van alles en heb het niet allemaal op een rijtje. Alleen laat je dat liever niet zien in het gewone leven.

Lucette: En als u clown bent, mag u dat wel laten zien?

Robbert: Ja, dan mag ik er zelfs nog een schepje bovenop doen.

Lucette: Vindt u dat wij in het dagelijks leven veel te serieus zijn, onszelf veel te ernstig nemen?

Robbert: Ja, absoluut. Dat is voor mij nu ook de grote uitdaging: om in het gewone leven ook veel meer vrij te zijn en alles te kunnen relativeren. Kan ik alles in mijn leven relativeren, alle dingen die ik serieus neem? De relaties die ik serieus neem, de computerprogramma's die ik serieus neem, de teksten die zo goed moeten zijn… Alles.

Lucette: Maar schiet er dan nog wel iets over? Als je alles relativeert?

Robbert: Ja, dan blijft volgens mij de kern over.

Lucette: Wat is dat, die kern?

Robbert: Voor mij is dat een absolute stilte en ruimte... een mysterie. Dat is het eigenlijk: een mysterie.

Lucette: En hoe voelt dat?

Robbert: Er is dan een enorme stilte, een enorme wijdsheid, een ruimte, een dankbaarheid tegelijkertijd. En het voelt alsof al mijn gedachtetjes en gevoelentjes en waarneming er niet meer toe doen, want er is één groot geheel, iets veel groters dan ikzelf. En ik ervaar dat als een groot mysterie, als een niet-weten. En nu, als clown, kom ik dat juist bij de improvisaties heel sterk tegen, dat ik vaak in een situatie kom waarin ik niet weet wat ik moet doen. Ik ben dan met mijn maatje bij een ziek kind - soms heel ernstig ziek, soms niet - en we weten niet wat we moeten doen. En dan gebeurt er iets, dan gaat het stromen en we komen met precies de juiste dingen. We zeggen precies het juiste, we krijgen het kind aan het lachen, we zitten in een creatieve stroom die Joost mag weten waar vandaan komt. Dat ervaar ik dan als een geschenk uit de hemel.

Lucette: U zegt: het gaat stromen. Wat is 'het'?

Robbert: Dat weet ik juist niet.

Lucette: Maar u voelt het wel?

Robbert: Ik voel dat het gebeurt en dat het eigenlijk niet 'ik' ben die dat doet. Dus ik zeg soms: dat is iets goddelijks. Het is tegelijk een beetje tegenstrijdig om dat te zeggen, want soms gebeurt er dan juist iets heel onzinnigs: ik kan die deur niet open krijgen, of ik kom met mijn hoofd in een prullenbak vast te zitten, of in een opklapbed. Maar het past helemaal op het juiste moment, de kinderen vinden het leuk, de ouders vinden het leuk…het gebeurt.

Lucette: En dat vindt u een goddelijk moment, als ik het zo mag zeggen?

Robbert: Soms wel, ja.

Lucette: Men zegt vaak dat clowns heel verdrietige mensen zijn. Klopt dat?

Robbert: Ik herken dat wel, ja. Ik heb dat in ieder geval tijden lang gehad, dat ik een heel verdrietig iemand was. Dat ik eigenlijk altijd op zoek was naar plezier, naar vreugde, naar iets hogers. Iets wat boven deze ellende uit zou stijgen. Dat is toch wel veranderd sinds ik clown ben.

Lucette: Hebt u het gevonden?

Robbert: Nou, 'het' niet. Ik bedoel: het zoeken houdt nooit op, of laat ik het zo zeggen: er is steeds meer. Maar er is nu veel meer plezier, veel meer spel, veel meer speelsheid. Vroeger was het allemaal serieus. Serieus zwaar zoeken naar de oplossing van de levensvragen.

Lucette: Kijkt u nu anders tegen het leven aan dan vroeger?

Robbert: Ja, ik zie het leven nu als een spel, als een soap, een comedy, met ergens een regisseur, met tekstschrijvers, scenarioschrijvers, waar we allemaal maar in mee spelen. We weten niet precies waarom, we weten niet precies waar het naartoe gaat. We weten ook niet wat voor tegenspelers we nog tegenkomen in het leven. En nu vind ik het leuk, dat ik dat niet weet. Dat komt eigenlijk door mijn improvisatietraining. Als clowns komen wij een ziekenhuis binnen en we hebben geen acts voorbereid. We komen dus onvoorbereid een kamer binnen en gaan daar improviseren, spelen met het onvoorziene. Ik vind het leuk om dat in het gewone leven ook steeds meer te doen.

Lucette: U had het daarnet over een regisseur. Die heeft het toch niet allemaal zo best geregeld, hè… Als we nu eens naar uw eigen leven kijken. U heeft veel verschillende dingen gedaan: politieschool, transcendente meditatie, schrijver van alternatieve dingen…je hebt dat telkens afgebroken. Is dat iedere keer mislukt?

Robbert: Aan de ene kant kun je zeggen dat het allemaal mislukkingen waren. Ik ben mislukt op school, ik heb spiekend het eindexamen gehaald. Daarna zou ik politie-inspecteur worden, maar die opleiding heb ik maar een jaartje gedaan: ook mislukt. Later werd ik meditatieleraar. We moesten daar leren zweven… dat is ook mislukt. En als schrijver: ik schreef boeken en artikelen, maar ik kreeg er vooral hoofdpijn van en mijn boeken kwamen al gauw in een tweedehands boekenwinkel te liggen. Je zou dus kunnen zeggen: het zijn allemaal mislukkingen. Je zou zelfs door kunnen gaan en zeggen: eigenlijk is het hele leven op een bepaalde manier een mislukking.

Want iedereen heeft eigenlijk een terminale ziekte: we gaan allemaal dood op een gegeven moment. Dus dat mislukt ergens. Ik heb me wel eens voorgesteld (als je het vergelijkt met computers) dat wij allemaal programma's zijn, dat iemand ons heeft gecreëerd. Dan zit het programma verkeerd in elkaar, want de mens maakt allemaal fouten, hij maakt er een grote puinhoop van. Allemaal vervelende stoorfactoren, de mensen.

Lucette: En u ziet dat ook in uw eigen leven, dat dat gebeurt.

Robbert: Ja. Gisteravond wilde ik bijvoorbeeld extra vroeg naar bed. Nou, vergeet het maar. En terwijl je het doet, merk je: ik ben stom bezig. Maar je kan daar dan op twee manieren tegenaan kijken: ik kan mezelf gaan uitschelden: 'wat ben ik nou stom bezig', óf ik kan zeggen: 'hé, daar hebt je hem weer. Het gaat weer helemaal de soep in…'

Lucette: En heeft het clown-zijn dat bewerkstelligd, heeft u dat veranderd?

Robbert: Ja, dat heeft een heleboel met mij gedaan. Eén van de belangrijkste dingen die gebeurd is, is dat ik veel meer open ben. Dat komt denk ik vooral doordat je jezelf als clown belachelijk maakt. Je durft jezelf gewoon voor joker te zetten. Ik ben een vrij mager iemand, dus als clown maak ik mijn nek nog eens extra dun. Vroeger vond ik het vervelend als iemand wat van mijn oren zei. Als het licht van achteren komt, heb ik van die rode flaporen. En als daar nu een kind om lacht, vind ik het heerlijk.

Ik durf mijzelf dus veel meer te relativeren, ik ben veel losser geworden naar mensen toe, veel opener en ga mijn eigen leven ook steeds meer met humor bekijken.

Lucette: Welke mensen zijn nu echt belangrijk in uw leven?

Robbert: Mijn dochter, dat is nummer één.

Lucette: Hoe heet zij?

Robbert: Alvera. We hebben die naam verzonnen, die staat ergens voor: vertrouwen in het al. Het was de bedoeling om haar dat mee te geven en dat heeft ze ook wel.

Een ander belangrijk persoon in mijn leven is mijn clownscollega, mijn clownsmaatje: Hanneke. Die heeft mij drieëneenhalf jaar geleden helemaal ingewerkt. Ik merk nu hoe heerlijk het is om met iemand samen te werken. Tot die tijd was ik echt een solist. Hoe heerlijk het ook is om afhankelijk van iemand te zijn. Het is zo belangrijk om - als wij in moeilijke situaties staan bij die kinderen - elkaar op te kunnen vangen. Zij vindt het ook heerlijk als we in een situatie terechtkomen waarin we elkaar helpen om te mislukken. Zij kan mij bijvoorbeeld helemaal in een situatie plaatsen waarin ik totaal in de problemen zit. En dan doet ze er nog een schepje bovenop. Dan zit ik helemaal diep in die put. Op een komische manier dan. En om daar dan weer uit te komen...

Lucette: De clown als meester van de mislukking?

Robbert: Ja, we zoeken die mislukking echt op. Als er leuke meisjes in de zaal zijn, dan probeer ik te trouwen met een van die meiden, en dat lukt natuurlijk faliekant niet. En Hanneke dikt dat dan nog even aan: 'zo'n mager iemand, die moet je niet hebben'.

Lucette: Wat hebt u nou nog bij u, aan attributen, als clown?

Robbert: De clownsneus, en een mondharmonica. Om kinderen mee te vermaken, als het gewoon als clown niet werkt. En dit…

(Robbert haalt een soort vliegenmepper uit zijn jaszak, en zet zijn neus weer op)

Lucette: Wat is dat?

Robbert: Dat is mijn gitaar. En tegelijk een vliegenmepper, en een tennisracket. In het bos is het ook erg handig, want je weet nooit wat je tegenkomt in het bos. Misschien zit hier wel een olifant. Dan kan ik jou hiermee redden. Of misschien zitten er grote roofvogels, of mollen. Als er een mol uit de grond komt, dan klap ik hem er zo weer in. Ja, het is heel handig om zo'n ding bij je te hebben. Dat kan ik je echt aanbevelen.

Lucette: Dat hoeft niet, hoor. Maar zo'n neus zou ik wel eens willen.

Robbert: Wil je deze neus hebben?

Lucette: Ja, dat lijkt me leuk.

(Lucette zet Robberts clownsneus op)

Zo, nu kan ik jou helemaal de grond in meppen, dat lijkt me aardig. Hoe staat 'ie me?

Robbert: Prachtig. Kom er ook maar bij!

Lucette: Misschien word ik jouw volgende clownsmaatje wel.

Robbert: Ja, dat is goed.

Lucette: Bedankt, Robbert Bos, voor dit gesprek.


  🔝  

#cliniclowns-werk